De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn

De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn

De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn

De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn