Veranderen of ontwikkelen?

Afgelopen weekend had ik een gesprek met een lerares van de basisschool. Volgend jaar, vertelde ze mij, zal herinneringswaardig voor haar zijn: dan wordt ze 60 en staat ze ook 40 jaar voor de klas. Natuurlijk is er veel veranderd sinds 1977, toen ze begon op een kneuterig dorpschooltje in Vorden. Maar de kinderen, zo bekende ze, zijn dat in wezen niet. Haar intenties evenmin. Nog steeds interesseert kennis overdragen haar nog het minste. “Wat ik vooral wil, is bijdragen aan de groei van kinderen. Want dat is het mooiste: meemaken hoe hun persoonlijkheid vorm krijgt en steeds meer tot bloei komt. Ik verander hen niet. Verre van. Zij ontwikkelen zichzelf, aan de hand van alles dat hen wordt aangereikt. Daar ben ik maar een schakeltje in. ”

Die woorden, dacht ik later thuis, zijn ontzettend waar. En ze zijn van meer betekenis dan zo op het eerste gezicht lijkt. Vaak ben ik beroepshalve betrokken bij processen in organisaties. Die processen worden vaak verandertrajecten genoemd. En bij verandertrajecten horen veranderplannen, hoort een veranderaanpak, verandercommunicatie, en veranderspecialisten. Dat woord veranderen stuit me al jaren tegen de borst. De lerares van de basisschool herinnerde mij eraan waarom.

Organisaties bestaan niet. Het zijn verzamelingen van mensen die een doel met elkaar delen en daar afspraken met elkaar over hebben gemaakt. Organisaties zijn altijd in beweging. Want mensen zijn altijd in beweging. Soms door toedoen van lieden die beweging welbewust proberen te richten en te regisseren, vaker gewoon omdat niets ooit stilstaat. Die beweging is geen verandering. Verandering draagt de associatie in zich met een breuk in een geschiedenis. Verandering is afwijzing. Zoals het was, was het niet goed. Dat het zijn mensen. Dus waren mensen niet goed. Maar mensen zijn niet goed of fout. Zo’n kwalificatie is contextgebonden. Medewerkers doen wat hen goed lijkt. Hun intentie is positief. Ze richten zich op de afspraken die in hun organisatie over samen werken zijn gemaakt. Die afspraken zijn anno 2017 anders dan pakweg 30 jaar geleden. Maar ze zijn niet veranderd. Ze zijn meegegroeid met wat mensen ervan verwachtten, zelfs al worden ze van het ene op het andere moment herzien. Die voortdurende beweging heet ontwikkeling. Ontwikkeling is geen afwijzing maar een vanzelfsprekend en natuurlijk proces dat zich iedere dag, iedere minuut voltrekt in alles wat leeft. Want niets dat leeft, staat wezenlijk stil. Ontwikkeling doet recht aan wat was en zijn waarde had in een tijd die voorbij is. Ontwikkeling impliceert dat wat was herkenbaar wordt in wat is. Zo krijgt geschiedenis betekenis.

Veranderen of ontwikkelen… het is geen fijnproeverij voor taalpuristen. Want woorden doen ertoe. Laatst zei een directeur ten overstaan van een zaal vol medewerkers: “Ik zal het zo simpel mogelijk uitleggen”. Het kwam die middag niet meer goed. Juf Ina herinnerde me aan de waarde van het woord. Ze zei: “Ik ben in al die 40 jaar niet echt veranderd, Artwin. Maar ik heb wel een enorme ontwikkeling doorgemaakt.” Ik hoop dat ze een mooi jubileumfeest heeft.

Aandacht

Of er over tien jaar nog STER-spotjes zijn, valt te betwijfelen. Nu zijn ze er nog wel. Gelukkig. Want wie goed kijkt en luistert, ziet daarin de spiegel van onze samenleving. Mannen zijn nooit volwassen geworden kinderen, genieten doe je met een grote G (met de grote G van gebod, want soms lijkt het wel of je niks anders meer mag), en aandacht en gemeenschapszin zijn helemaal in. Dat laatste is fijn. Want luisteren en beluisterd worden zijn belangrijk, net als zorgen voor elkaar. Maar wat ‘in’ is, wordt al snel commercieel uitgenut. En dat is toch vooral wat ik in die STER-blokken zie. NUON luistert, COOP doet het samen, en IKEA maakt met aandacht alles mooier. Plastic.

Toen ik gisteravond weer een paar van die commercials voorbij zag komen, moest ik denken aan Erik. Erik maakte deel uit van één van de teams die Annette Lubbers en ik de afgelopen maanden spraken. Samen met deze teams waren we op zoek naar het antwoord op de kernvraag: wat maakt nu eigenlijk dat je lekker werkt? Om snel te kunnen verdiepen, stelden we deelnemers aan het begin van zo’n sessie enkele persoonlijke vragen. Dat leidde vaak tot prachtige gesprekken. En soms ook tot bijzondere bekentenissen, zoals die van Erik die zei: “Ik weet niet of ik nog wel doorga”.

“In ons team bedoel je?” Ontstelde collega’s.

Erik knikte. Want hij mistte het gevoel van samen, vertelde hij. Al jaren eigenlijk. Steeds vaker bekroop hem het gevoel dat het hem in zijn werk aan tijd en ruimte ontbreekt om daadwerkelijk in contact te zijn met collega’s en cliënten. En dat zat hem danig dwars, want hier had hij tientallen jaren geleden niet voor gekozen.

Mijn gedachten gingen terug naar de commercial van IKEA over aandacht. Eriks gemis aan verbinding, dacht ik, lijkt niet synchroon te lopen met de koers die onze samenleving vaart. Zie de commercials. En zie ook het regeerakkoord dat deze week het daglicht zag, en dat vol staat met bewegingen die terug lijken te grijpen op vroeger. Vroeger, toen de samenleving nog klein en veilig voelde en waarin mensen elkaar nog kenden en naar elkaar om zagen. Dat ligt niet aan het CDA en de CU. Het is meer een afspiegeling van de geest van deze tijd. Groter is niet langer zalig. Klein is fijn. En persoonlijk verdient de voorkeur boven anoniem. De zorg loopt lijkt in die ontwikkeling een beetje achter te lopen. Dat voelt Erik. En hij kan niet meer wachten op het moment dat het tij definitief is gekeerd.

Eriks geluid staat niet op zichzelf. Zijn behoefte, zou je kunnen zeggen, is die van alle mensen en van alle tijden. De behoefte om gezien te worden, om in contact te zijn, om met mensen op te trekken, om samen te werken. Veel instellingen hebben zich de afgelopen decennia toegelegd op professionalisering van de bedrijfsvoering. Straf sturen dus op geld en resultaatgericht organiseren. Dan gaan tijdelijke en instrumentele relaties al snel domineren. En dat wringt met de oergedachte van zorg.

Teresa Amabile van de Harvard Business School in Boston doet al 35 jaar onderzoek naar geluk op het werk en bevestigt na bestudering van 12duizend dagboeken van werknemers wat Erik voelt. “Veel leidinggevenden weten niet meer wat echt belangrijk is voor medewerkers op de werkvloer (…). Persoonlijke steun is voor hen van fundamenteel belang. Aanmoediging, aansluiting, vriendschap, echt contact… die warme context is wezenlijk voor het creatieve vermogen van medewerkers om zelf oplossingen te kunnen bedenken. Hoe meer vreugde en liefde op de werkvloer, hoe groter de creativiteit, des te beter de resultaten.” Bovendien willen mensen ruimte om te kunnen werken. Small wins noemt Amabile die; kleine succesjes die je zelf boekt en die maken dat je graag verder werkt. Faciliteer die succesruimte als organisatie en je bereikt meer dan je voor mogelijk had gehouden, houdt zij managers voor.

Investeren in professionele beweegruimte en samenwerking is dus niet alleen goed voor Erik maar voor zijn hele organisatie. Erik zelf maakt dat niet meer mee. Hij is in gesprek over vervroegde uittreding. “Ik hoop dat het lukt. Dan ga ik me helemaal wijden aan fotografie”, vertrouwde hij me met de deurknop in de hand toe. “Want daar ligt al jaren mijn passie.”

Dat klonk alles behalve plastic.

Artwin Nuhn

De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn

Ertoe doen

Mijn moeder wordt rap ouder en steeds minder mobiel. Nu woont ze nog in een groot jaren ’30 huis. Maar hoe lang kan dat nog? Wij wonen in dezelfde straat. En onze overbuurvrouw heeft een hoekhuis met een enorme garage ernaast. Toen zij aankondigde te gaan verhuizen, dachten wij: is dit het moment voor een kangeroe-construct? Mijn moeder leek dat wel wat. Mijn broer had geen bezwaar. Maar onze jongste, als enige nog thuis, zei een paar dagen later verontwaardigd: “Waarom hebben jullie mij niets gevraagd? Ik wil helemaal niet verhuizen!” En ik dacht: verdorie, ze heeft gelijk. Ook zij heeft deel in dit verhaal.

Die verhuizing gaat denk ik niet door. Maar dat doet er niet toe. Wat ik wil zeggen: iedereen wil gezien en gehoord worden. Hoe klein of groot ook. Want iedereen heeft een stem. Dat houden wij tegenwoordig ook mensen met een verstandelijke beperking voor: Jij doet ertoe. Het is jouw leven. Jij beslist over de dingen waarover jij kunt beslissen. Daar zijn prachtige programma’s en methodieken voor, zoals Samen in Regie en Op eigen Benen. Dat is wel wennen: voor de cliënten zelf (oh jee, wat een ruimte… Maar ik weet niet zo goed wat ik wil!), voor hun ouders (Gaat dat wel goed? Kunnen ze dat wel aan?) en ook voor begeleiders. Want die zijn al 125 jaar lang gewend om te beslissen voor cliënten: hoe laat ze moeten opstaan, wat ze op hun brood krijgen, wat ze drinken… Dat moet nu anders. En dat valt niet altijd mee.

Kinderen hebben veel te vertellen tegenwoordig. Sommigen noemen deze generatie die van prinsen en prinsesjes. Consumenten staan op hun strepen. Mensen met een verstandelijke beperking plaatsen we op de bok van hun eigen levenskoets. Eigen regie (h)eerst!

Hoe wonderlijk is het dan vast te moeten stellen dat veel begeleiders van cliënten naar eenzelfde zeggenschap snakken, omdat ze die op veel plaatsen nog missen. Ik spreek er deze weken tientallen. Dat zijn prachtige gesprekken. Gesprekken over het thema Samen. Van alles komt over tafel, op geleide van hun eigen wens. Maar als ik alles wat zij aan de orde stellen afpel tot de essentie, komt deze kern tevoorschijn: “Ik wil gezien worden en gehoord en dat mis ik erg”.

Dat snap ik. Gezien en gehoord worden past bij de geest van deze tijd. Maar er gaat meer achter schuil. Begeleiders hebben een beroep. Daar hebben ze voor geleerd. Ze kunnen dingen die andere niet kunnen. Wat ze geleerd hebben, vormt hun gereedschap. Hun werk is geen wiskunde; geen sommetje dat slechts op één manier kan worden opgelost, geen waterdichte formule die onder aan de streep klopt als een bus. Want ze werken met mensen; mensen die kwetsbaar zijn, uiterst gevoelig voor stemmingen en sferen, mensen die veelal anders communiceren, en vaak onvoorspelbaar zijn in hun gedrag. Hen begeleiden vereist creativiteit en improvisatievermogen. En dus hebben begeleiders ruimte nodig. Maar ook vertrouwen van hun managers dat zij in staat zijn om hun werk met hun gereedschap goed te doen. Dat zij zelf mogen beslissen in het moment en daar later verantwoording over afleggen. Want dat is ertoe doen als begeleider. En ertoe doen wil iedere professional.

Eén van mijn gespreksgenoten zei: “Het maakt niet uit wat ik zeg in het teamoverleg, er wordt toch nooit wat mee gedaan. Maar ik ben nog geen 65”. Ik lag daar vannacht over te denken. Hij had nog hoop, denk ik. En dat vind ik bewonderenswaardig. Hoe krachtig moet zijn wens zijn om ertoe te doen. En hoe triest moet het zijn om altijd te moeten vaststellen dat jij met jouw deskundigheid geen gewicht in de schaal legt. Ik hoop dat wat ik met al die gesprekken heb opgehaald er voor hem toe gaat doen…

Artwin Nuhn

Krols

Geheel in tegenstelling tot wat politici momenteel doen, is het in deze verkiezingstijd handig om niet te praten maar te luisteren. En te kijken. Neem nu Henk Krol als willekeurig voorbeeld. Hij was afgelopen week uitgebreid op televisie. Onvermijdelijk, zo in de aanloop naar woensdag. Wat een wonderlijke man toch. Hij praat en praat, spreekt zichzelf voortdurend tegen, toont zich dan geamuseerd verongelijkt (dat kan!), en zegt vervolgens theatraal dat anderen niet goed naar hem luisteren. Die doet ‘t natuurlijk altijd goed. Want niemand wil graag het verwijt krijgen dat hij niet kan luisteren. Je staat zomaar bijgeschreven als een narcist. Eigenlijk denk ik dat Henk diep in zijn hart ongelukkig is en heel anders wil. Maar zijn vermeende roeping staat hem in de weg.

Hij staat niet alleen in zijn gedrag. Heel politiek Nederland praat op het moment liever dan te luisteren. Alleen in Gronings aardbevingsgebied is de luisterkoorts uitgebroken, maar dat is tijdelijk. Het zal voor een deel door de opwinding komen, dat elk gesprek in deze tijd een discussie wordt, en elke discussie ontaardt in een vervreemdende aaneenschakeling van meningen en feiten die zo op het oor weinig met elkaar samenhangen. Slordig aan elkaar geplakte spreektijd. Een Krolse operette. En hoe verbazingwekkend is het dan, dat het tanende vertrouwen in de politiek onder burgers vooral wordt bestreden met nog meer zenden. Het lijkt een code: in ontmoetingen met politieke tegenstanders niet samen een zinvolle discussie opbouwen die ergens naartoe gaat, maar stug je eigen politieke playlist afdraaien. Verkiezingsdebatten zeggen niets meer. En tot overmaat van ramp doen sommige presentatoren er nog een scherp schepje bovenop. Geldingsdrang die de kiezers niet helpt. Kiezers die notabene de politiek juist verwijten al jaren niet meer te luisteren en lijsttrekkers massaal wegzetten als leugenaars en zakkenvullers.

Hoe mooi zou t zijn wanneer politici dat wel zouden doen: luisteren. Wanneer zij zich zouden voeden met verhalen van burgers. En die zouden verinnerlijken en meenemen in hun plannenmakerij, zonder die verhalen meteen te verplakken tot anekdotes en diezelfde dag nog te misbruiken als karikaturale ondersteuning van hun eigen gelijk. Dat zou wat zijn. En waarom niet. Want luisterende politici zullen welbeschouwd geloofwaardiger vertegenwoordigers van hun eigen achterban zijn dan zij die liever praten. De stemming onder kiezers tendeert in die richting. Zoals vandaag nog bleek uit een reportage uit een Rotterdamse achterstandswijk waar slechts 10% naar de stembus trekt. Wonderlijk dus dat die luisterfunctie zo matig ontwikkeld is in Den Haag. En dat opgewonden gekakel hoger gewaardeerd wordt in eigen politieke kringen dan expliciet en toegewijd luisteren naar wie je op het pluche heeft gezet.

Ik ga even terug naar Henk Krol. Ik begrijp hem nu beter, denk ik. Onwennig als ie in dit politieke circus is, bootst hij na wat hij om zich heen ziet. Een Pavlov-beer die danst op de gloeiende plaat van de verkiezingsmuziek. Acterend in een fout toneelstuk, zichzelf helemaal kwijt. Henk is vast helemaal geen prater. Thuis luistert hij veel liever.

Artwin Nuhn

Liever luisteren

Vaak staat op maandagavond Johan Derksen bij mij aan. Ik luister graag naar hem. Ook naar andere mensen trouwens voor wie de wereld eigenlijk nooit onzekerheden kent; voor wie twijfel een teken van zwakte is, een trieste karakterfout die je uitsluit van het corps der grote geesten. Wat moet het in hun gezelschap mooi zijn… Het Nederlandse voetbal, zo betoogde Derksen, heeft slechts twee unieke grootheden voortgebracht: Johan Cruijff en Willem van Hanegem. En niet alleen vanwege hun magistrale inzicht, fluwelen techniek en gebrek aan twijfel. Nee, zij bedien(d)en zich ook altijd van uiterst zinnige teksten. “Ik heb dat met vrijwel niemand”, bekende hij. “Maar ik luister graag naar Willem. En ik ben het eigenlijk altijd met hem eens.”

Johan is een komiek. Maar dit was volstrekt gemeend. En eigenlijk onbedoeld veel vermakelijker dan hij zelf ooit met opzet zou kunnen zijn. Luisteren blijkt voor hem vooral een speurtocht naar teksten die de vertrouwde geur van zijn eigen nest ademen. De lekkere lucht van houvast. Een zoektocht naar het eigen gelijk. En dat snap ik. Maar voor mij is luisteren dat op voorhand nooit. Echt luisteren is je eigen luxaflex optrekken, en je openen voor het onvermoede. Luisteren is ook alles dat jezelf bent parkeren. En de ander helpen om tot zijn verhaal te komen. Echt luisteren is toegewijd aandacht geven en gaat niet over jezelf. Juist niet over jezelf.

Ik voer deze weken erg veel gesprekken met begeleiders: collega’s die dagelijks werken met mensen met een verstandelijke beperking en hun ouders. Dat werk kan je niet alleen. Samen optrekken is pure noodzaak. Dat lukt alleen als je luistert. En daar ook bereid toe bent. Luisteren naar wat cliënten en hun ouders eigenlijk willen. Want woorden zeggen vaak niet wat iemand bedoelt. En luisteren naar wat collega’s in hun contact met jou nodig hebben. Dat gaat heel vaak goed. Luisteren is een krachtige verbinder. Maar net zo vaak gaat het mis. Om allerlei redenen. Maar het meeste omdat iemand het niet eens zijn met hoe een ander werkt of zich gedraagt en dat niet durft te zeggen, bang om het onderspit in de discussie te delven of - vaker nog – bang om de lieve vrede te verstoren en zo de relatie te verpesten. Dan sluipt haast ongemerkt onvrede in een team. Praten mensen niet meer met elkaar maar over elkaar. Voelen zij zich onveilig in elkaars gezelschap. En is werken niet meer leuk. Kortom: luisteren is spannend, want het resultaat is onvoorspelbaar. Maar luisteren is ook heel hard nodig om samenwerken gezond te houden.

Johan luistert als zelflegitimering. Het is nog maar de vraag of hij Willem wel goed begrijpt. Willem, die stoïcijns in zijn dug out aan zijn sigaretje placht te trekken, meewarig de druk langs de zijlijn gebarende collega-coaches observerend. Willem, die altijd meer lijkt te denken dan hij aan zijn omgeving prijsgeeft. Een man van weinig woorden. Niet zoals Johan. Ik denk dat Willem liever luistert.

Artwin Nuhn

In het moment

Wat een prachtig vooruitzicht… deze week start ik gesprekken met begeleiders. Geen managers, stafmedewerkers of projectleiders maar begeleiders; mensen dus die bij ’s Heeren Loo dagelijks optrekken met cliënten en hun familie. Hun leefwereld is vaak een andere dan de systeemwereld van management en staf. Die leefwereld probeer ik in kaart te brengen. Een leefwereld, uitgetekend in 100 persoonlijke verhalen, om na te gaan hoe begeleiders hun werk ervaren, en waar zij behoefte aan hebben als het om samenwerken gaat. Niet langs de georganiseerde lijn van voorgestructureerde vragenlijsten en scoretabellen, maar door te luisteren.

En dat is geen appeltje eitje. Ook niet na 30 jaar communicatie-ervaring. Want echt luisteren is je losmaken van jezelf en vrijmaken voor de ander. Er helemaal zijn. Je dienstbaar maken aan het verhaal van de ander. Een bubbel scheppen in de tijd. Er zijn in het moment. Zijn in het moment maakt je los van wat was en wat komt. Verleden en toekomende tijd tellen niet, alleen de woorden van degene tegenover je. Een monniksoefening is het, die toewijding en concentratie vergt.

Dat is moeilijk. Want tegenwoordig is veel werk hoofdarbeid. Die trekt je weg uit het tastbare om je heen en sluit je op in je denken. Dat is niet echt luisterbevorderend. Bovendien dwalen je gedachten in een gesprek na een tijdje makkelijk af… naar wat je hebt gedaan die ochtend, naar de examens van je dochter, naar wat je die dag nog te doen staat, naar de verhuizing die op stapel staat, je volle blaas, een pukkeltje aan de binnenkant van je lip, iemand die in de kamer naast je hard op het toetsenbord slaat... en weg is het moment.

Terwijl het moment, dat moment er alles toe doet. Zelfs allesbepalend is, meent Jan de Dreu van Pulsar. Mensen leven immers van gebeurtenis naar gebeurtenis. En iedere gebeurtenis is gevangen in een moment. Het zijn dan ook met name momenten die je je herinnert. En het zijn geen ontwikkelingen of perioden maar momenten die bepalen wat je leert en van wie, welke keuzes je maakt, en waar je waarde aan hecht. Het zijn ideeën die ontstaan in het moment, die vaak van grotere waarde blijken dan de vrucht van een doorwrochte analyse. En momenten van betekenis zijn meestal momenten die worden gedeeld door twee mensen.

Ik praat graag, maar ik luister liever. Dus kijk ik met plezier en verwachting uit naar al die gesprekken, naar al die ontmoetingen met collega’s die in hun leefwereld gezien en gehoord mogen worden. Ik hoop dat het momenten zullen zijn die ertoe doen.

Artwin Nuhn

Veranderen of ontwikkelen?

Afgelopen weekend had ik een gesprek met een lerares van de basisschool. Volgend jaar, vertelde ze mij, zal herinneringswaardig voor haar zijn: dan wordt ze 60 en staat ze ook 40 jaar voor de klas. Natuurlijk is er veel veranderd sinds 1977, toen ze begon op een kneuterig dorpschooltje in Vorden. Maar de kinderen, zo bekende ze, zijn dat in wezen niet. Haar intenties evenmin. Nog steeds interesseert kennis overdragen haar nog het minste. “Wat ik vooral wil, is bijdragen aan de groei van kinderen. Want dat is het mooiste: meemaken hoe hun persoonlijkheid vorm krijgt en steeds meer tot bloei komt. Ik verander hen niet. Verre van. Zij ontwikkelen zichzelf, aan de hand van alles dat hen wordt aangereikt. Daar ben ik maar een schakeltje in. ”

Die woorden, dacht ik later thuis, zijn ontzettend waar. En ze zijn van meer betekenis dan zo op het eerste gezicht lijkt. Vaak ben ik beroepshalve betrokken bij processen in organisaties. Die processen worden vaak verandertrajecten genoemd. En bij verandertrajecten horen veranderplannen, hoort een veranderaanpak, verandercommunicatie, en veranderspecialisten. Dat woord veranderen stuit me al jaren tegen de borst. De lerares van de basisschool herinnerde mij eraan waarom.

Organisaties bestaan niet. Het zijn verzamelingen van mensen die een doel met elkaar delen en daar afspraken met elkaar over hebben gemaakt. Organisaties zijn altijd in beweging. Want mensen zijn altijd in beweging. Soms door toedoen van lieden die beweging welbewust proberen te richten en te regisseren, vaker gewoon omdat niets ooit stilstaat. Die beweging is geen verandering. Verandering draagt de associatie in zich met een breuk in een geschiedenis. Verandering is afwijzing. Zoals het was, was het niet goed. Dat het zijn mensen. Dus waren mensen niet goed. Maar mensen zijn niet goed of fout. Zo’n kwalificatie is contextgebonden. Medewerkers doen wat hen goed lijkt. Hun intentie is positief. Ze richten zich op de afspraken die in hun organisatie over samen werken zijn gemaakt. Die afspraken zijn anno 2017 anders dan pakweg 30 jaar geleden. Maar ze zijn niet veranderd. Ze zijn meegegroeid met wat mensen ervan verwachtten, zelfs al worden ze van het ene op het andere moment herzien. Die voortdurende beweging heet ontwikkeling. Ontwikkeling is geen afwijzing maar een vanzelfsprekend en natuurlijk proces dat zich iedere dag, iedere minuut voltrekt in alles wat leeft. Want niets dat leeft, staat wezenlijk stil. Ontwikkeling doet recht aan wat was en zijn waarde had in een tijd die voorbij is. Ontwikkeling impliceert dat wat was herkenbaar wordt in wat is. Zo krijgt geschiedenis betekenis.

Veranderen of ontwikkelen… het is geen fijnproeverij voor taalpuristen. Want woorden doen ertoe. Laatst zei een directeur ten overstaan van een zaal vol medewerkers: “Ik zal het zo simpel mogelijk uitleggen”. Het kwam die middag niet meer goed. Juf Ina herinnerde me aan de waarde van het woord. Ze zei: “Ik ben in al die 40 jaar niet echt veranderd, Artwin. Maar ik heb wel een enorme ontwikkeling doorgemaakt.” Ik hoop dat ze een mooi jubileumfeest heeft.

Aandacht

Of er over tien jaar nog STER-spotjes zijn, valt te betwijfelen. Nu zijn ze er nog wel. Gelukkig. Want wie goed kijkt en luistert, ziet daarin de spiegel van onze samenleving. Mannen zijn nooit volwassen geworden kinderen, genieten doe je met een grote G (met de grote G van gebod, want soms lijkt het wel of je niks anders meer mag), en aandacht en gemeenschapszin zijn helemaal in. Dat laatste is fijn. Want luisteren en beluisterd worden zijn belangrijk, net als zorgen voor elkaar. Maar wat ‘in’ is, wordt al snel commercieel uitgenut. En dat is toch vooral wat ik in die STER-blokken zie. NUON luistert, COOP doet het samen, en IKEA maakt met aandacht alles mooier. Plastic.

Toen ik gisteravond weer een paar van die commercials voorbij zag komen, moest ik denken aan Erik. Erik maakte deel uit van één van de teams die Annette Lubbers en ik de afgelopen maanden spraken. Samen met deze teams waren we op zoek naar het antwoord op de kernvraag: wat maakt nu eigenlijk dat je lekker werkt? Om snel te kunnen verdiepen, stelden we deelnemers aan het begin van zo’n sessie enkele persoonlijke vragen. Dat leidde vaak tot prachtige gesprekken. En soms ook tot bijzondere bekentenissen, zoals die van Erik die zei: “Ik weet niet of ik nog wel doorga”.

“In ons team bedoel je?” Ontstelde collega’s.

Erik knikte. Want hij mistte het gevoel van samen, vertelde hij. Al jaren eigenlijk. Steeds vaker bekroop hem het gevoel dat het hem in zijn werk aan tijd en ruimte ontbreekt om daadwerkelijk in contact te zijn met collega’s en cliënten. En dat zat hem danig dwars, want hier had hij tientallen jaren geleden niet voor gekozen.

Mijn gedachten gingen terug naar de commercial van IKEA over aandacht. Eriks gemis aan verbinding, dacht ik, lijkt niet synchroon te lopen met de koers die onze samenleving vaart. Zie de commercials. En zie ook het regeerakkoord dat deze week het daglicht zag, en dat vol staat met bewegingen die terug lijken te grijpen op vroeger. Vroeger, toen de samenleving nog klein en veilig voelde en waarin mensen elkaar nog kenden en naar elkaar om zagen. Dat ligt niet aan het CDA en de CU. Het is meer een afspiegeling van de geest van deze tijd. Groter is niet langer zalig. Klein is fijn. En persoonlijk verdient de voorkeur boven anoniem. De zorg loopt lijkt in die ontwikkeling een beetje achter te lopen. Dat voelt Erik. En hij kan niet meer wachten op het moment dat het tij definitief is gekeerd.

Eriks geluid staat niet op zichzelf. Zijn behoefte, zou je kunnen zeggen, is die van alle mensen en van alle tijden. De behoefte om gezien te worden, om in contact te zijn, om met mensen op te trekken, om samen te werken. Veel instellingen hebben zich de afgelopen decennia toegelegd op professionalisering van de bedrijfsvoering. Straf sturen dus op geld en resultaatgericht organiseren. Dan gaan tijdelijke en instrumentele relaties al snel domineren. En dat wringt met de oergedachte van zorg.

Teresa Amabile van de Harvard Business School in Boston doet al 35 jaar onderzoek naar geluk op het werk en bevestigt na bestudering van 12duizend dagboeken van werknemers wat Erik voelt. “Veel leidinggevenden weten niet meer wat echt belangrijk is voor medewerkers op de werkvloer (…). Persoonlijke steun is voor hen van fundamenteel belang. Aanmoediging, aansluiting, vriendschap, echt contact… die warme context is wezenlijk voor het creatieve vermogen van medewerkers om zelf oplossingen te kunnen bedenken. Hoe meer vreugde en liefde op de werkvloer, hoe groter de creativiteit, des te beter de resultaten.” Bovendien willen mensen ruimte om te kunnen werken. Small wins noemt Amabile die; kleine succesjes die je zelf boekt en die maken dat je graag verder werkt. Faciliteer die succesruimte als organisatie en je bereikt meer dan je voor mogelijk had gehouden, houdt zij managers voor.

Investeren in professionele beweegruimte en samenwerking is dus niet alleen goed voor Erik maar voor zijn hele organisatie. Erik zelf maakt dat niet meer mee. Hij is in gesprek over vervroegde uittreding. “Ik hoop dat het lukt. Dan ga ik me helemaal wijden aan fotografie”, vertrouwde hij me met de deurknop in de hand toe. “Want daar ligt al jaren mijn passie.”

Dat klonk alles behalve plastic.

Artwin Nuhn

De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn

Ertoe doen

Mijn moeder wordt rap ouder en steeds minder mobiel. Nu woont ze nog in een groot jaren ’30 huis. Maar hoe lang kan dat nog? Wij wonen in dezelfde straat. En onze overbuurvrouw heeft een hoekhuis met een enorme garage ernaast. Toen zij aankondigde te gaan verhuizen, dachten wij: is dit het moment voor een kangeroe-construct? Mijn moeder leek dat wel wat. Mijn broer had geen bezwaar. Maar onze jongste, als enige nog thuis, zei een paar dagen later verontwaardigd: “Waarom hebben jullie mij niets gevraagd? Ik wil helemaal niet verhuizen!” En ik dacht: verdorie, ze heeft gelijk. Ook zij heeft deel in dit verhaal.

Die verhuizing gaat denk ik niet door. Maar dat doet er niet toe. Wat ik wil zeggen: iedereen wil gezien en gehoord worden. Hoe klein of groot ook. Want iedereen heeft een stem. Dat houden wij tegenwoordig ook mensen met een verstandelijke beperking voor: Jij doet ertoe. Het is jouw leven. Jij beslist over de dingen waarover jij kunt beslissen. Daar zijn prachtige programma’s en methodieken voor, zoals Samen in Regie en Op eigen Benen. Dat is wel wennen: voor de cliënten zelf (oh jee, wat een ruimte… Maar ik weet niet zo goed wat ik wil!), voor hun ouders (Gaat dat wel goed? Kunnen ze dat wel aan?) en ook voor begeleiders. Want die zijn al 125 jaar lang gewend om te beslissen voor cliënten: hoe laat ze moeten opstaan, wat ze op hun brood krijgen, wat ze drinken… Dat moet nu anders. En dat valt niet altijd mee.

Kinderen hebben veel te vertellen tegenwoordig. Sommigen noemen deze generatie die van prinsen en prinsesjes. Consumenten staan op hun strepen. Mensen met een verstandelijke beperking plaatsen we op de bok van hun eigen levenskoets. Eigen regie (h)eerst!

Hoe wonderlijk is het dan vast te moeten stellen dat veel begeleiders van cliënten naar eenzelfde zeggenschap snakken, omdat ze die op veel plaatsen nog missen. Ik spreek er deze weken tientallen. Dat zijn prachtige gesprekken. Gesprekken over het thema Samen. Van alles komt over tafel, op geleide van hun eigen wens. Maar als ik alles wat zij aan de orde stellen afpel tot de essentie, komt deze kern tevoorschijn: “Ik wil gezien worden en gehoord en dat mis ik erg”.

Dat snap ik. Gezien en gehoord worden past bij de geest van deze tijd. Maar er gaat meer achter schuil. Begeleiders hebben een beroep. Daar hebben ze voor geleerd. Ze kunnen dingen die andere niet kunnen. Wat ze geleerd hebben, vormt hun gereedschap. Hun werk is geen wiskunde; geen sommetje dat slechts op één manier kan worden opgelost, geen waterdichte formule die onder aan de streep klopt als een bus. Want ze werken met mensen; mensen die kwetsbaar zijn, uiterst gevoelig voor stemmingen en sferen, mensen die veelal anders communiceren, en vaak onvoorspelbaar zijn in hun gedrag. Hen begeleiden vereist creativiteit en improvisatievermogen. En dus hebben begeleiders ruimte nodig. Maar ook vertrouwen van hun managers dat zij in staat zijn om hun werk met hun gereedschap goed te doen. Dat zij zelf mogen beslissen in het moment en daar later verantwoording over afleggen. Want dat is ertoe doen als begeleider. En ertoe doen wil iedere professional.

Eén van mijn gespreksgenoten zei: “Het maakt niet uit wat ik zeg in het teamoverleg, er wordt toch nooit wat mee gedaan. Maar ik ben nog geen 65”. Ik lag daar vannacht over te denken. Hij had nog hoop, denk ik. En dat vind ik bewonderenswaardig. Hoe krachtig moet zijn wens zijn om ertoe te doen. En hoe triest moet het zijn om altijd te moeten vaststellen dat jij met jouw deskundigheid geen gewicht in de schaal legt. Ik hoop dat wat ik met al die gesprekken heb opgehaald er voor hem toe gaat doen…

Artwin Nuhn

Krols

Geheel in tegenstelling tot wat politici momenteel doen, is het in deze verkiezingstijd handig om niet te praten maar te luisteren. En te kijken. Neem nu Henk Krol als willekeurig voorbeeld. Hij was afgelopen week uitgebreid op televisie. Onvermijdelijk, zo in de aanloop naar woensdag. Wat een wonderlijke man toch. Hij praat en praat, spreekt zichzelf voortdurend tegen, toont zich dan geamuseerd verongelijkt (dat kan!), en zegt vervolgens theatraal dat anderen niet goed naar hem luisteren. Die doet ‘t natuurlijk altijd goed. Want niemand wil graag het verwijt krijgen dat hij niet kan luisteren. Je staat zomaar bijgeschreven als een narcist. Eigenlijk denk ik dat Henk diep in zijn hart ongelukkig is en heel anders wil. Maar zijn vermeende roeping staat hem in de weg.

Hij staat niet alleen in zijn gedrag. Heel politiek Nederland praat op het moment liever dan te luisteren. Alleen in Gronings aardbevingsgebied is de luisterkoorts uitgebroken, maar dat is tijdelijk. Het zal voor een deel door de opwinding komen, dat elk gesprek in deze tijd een discussie wordt, en elke discussie ontaardt in een vervreemdende aaneenschakeling van meningen en feiten die zo op het oor weinig met elkaar samenhangen. Slordig aan elkaar geplakte spreektijd. Een Krolse operette. En hoe verbazingwekkend is het dan, dat het tanende vertrouwen in de politiek onder burgers vooral wordt bestreden met nog meer zenden. Het lijkt een code: in ontmoetingen met politieke tegenstanders niet samen een zinvolle discussie opbouwen die ergens naartoe gaat, maar stug je eigen politieke playlist afdraaien. Verkiezingsdebatten zeggen niets meer. En tot overmaat van ramp doen sommige presentatoren er nog een scherp schepje bovenop. Geldingsdrang die de kiezers niet helpt. Kiezers die notabene de politiek juist verwijten al jaren niet meer te luisteren en lijsttrekkers massaal wegzetten als leugenaars en zakkenvullers.

Hoe mooi zou t zijn wanneer politici dat wel zouden doen: luisteren. Wanneer zij zich zouden voeden met verhalen van burgers. En die zouden verinnerlijken en meenemen in hun plannenmakerij, zonder die verhalen meteen te verplakken tot anekdotes en diezelfde dag nog te misbruiken als karikaturale ondersteuning van hun eigen gelijk. Dat zou wat zijn. En waarom niet. Want luisterende politici zullen welbeschouwd geloofwaardiger vertegenwoordigers van hun eigen achterban zijn dan zij die liever praten. De stemming onder kiezers tendeert in die richting. Zoals vandaag nog bleek uit een reportage uit een Rotterdamse achterstandswijk waar slechts 10% naar de stembus trekt. Wonderlijk dus dat die luisterfunctie zo matig ontwikkeld is in Den Haag. En dat opgewonden gekakel hoger gewaardeerd wordt in eigen politieke kringen dan expliciet en toegewijd luisteren naar wie je op het pluche heeft gezet.

Ik ga even terug naar Henk Krol. Ik begrijp hem nu beter, denk ik. Onwennig als ie in dit politieke circus is, bootst hij na wat hij om zich heen ziet. Een Pavlov-beer die danst op de gloeiende plaat van de verkiezingsmuziek. Acterend in een fout toneelstuk, zichzelf helemaal kwijt. Henk is vast helemaal geen prater. Thuis luistert hij veel liever.

Artwin Nuhn

Liever luisteren

Vaak staat op maandagavond Johan Derksen bij mij aan. Ik luister graag naar hem. Ook naar andere mensen trouwens voor wie de wereld eigenlijk nooit onzekerheden kent; voor wie twijfel een teken van zwakte is, een trieste karakterfout die je uitsluit van het corps der grote geesten. Wat moet het in hun gezelschap mooi zijn… Het Nederlandse voetbal, zo betoogde Derksen, heeft slechts twee unieke grootheden voortgebracht: Johan Cruijff en Willem van Hanegem. En niet alleen vanwege hun magistrale inzicht, fluwelen techniek en gebrek aan twijfel. Nee, zij bedien(d)en zich ook altijd van uiterst zinnige teksten. “Ik heb dat met vrijwel niemand”, bekende hij. “Maar ik luister graag naar Willem. En ik ben het eigenlijk altijd met hem eens.”

Johan is een komiek. Maar dit was volstrekt gemeend. En eigenlijk onbedoeld veel vermakelijker dan hij zelf ooit met opzet zou kunnen zijn. Luisteren blijkt voor hem vooral een speurtocht naar teksten die de vertrouwde geur van zijn eigen nest ademen. De lekkere lucht van houvast. Een zoektocht naar het eigen gelijk. En dat snap ik. Maar voor mij is luisteren dat op voorhand nooit. Echt luisteren is je eigen luxaflex optrekken, en je openen voor het onvermoede. Luisteren is ook alles dat jezelf bent parkeren. En de ander helpen om tot zijn verhaal te komen. Echt luisteren is toegewijd aandacht geven en gaat niet over jezelf. Juist niet over jezelf.

Ik voer deze weken erg veel gesprekken met begeleiders: collega’s die dagelijks werken met mensen met een verstandelijke beperking en hun ouders. Dat werk kan je niet alleen. Samen optrekken is pure noodzaak. Dat lukt alleen als je luistert. En daar ook bereid toe bent. Luisteren naar wat cliënten en hun ouders eigenlijk willen. Want woorden zeggen vaak niet wat iemand bedoelt. En luisteren naar wat collega’s in hun contact met jou nodig hebben. Dat gaat heel vaak goed. Luisteren is een krachtige verbinder. Maar net zo vaak gaat het mis. Om allerlei redenen. Maar het meeste omdat iemand het niet eens zijn met hoe een ander werkt of zich gedraagt en dat niet durft te zeggen, bang om het onderspit in de discussie te delven of - vaker nog – bang om de lieve vrede te verstoren en zo de relatie te verpesten. Dan sluipt haast ongemerkt onvrede in een team. Praten mensen niet meer met elkaar maar over elkaar. Voelen zij zich onveilig in elkaars gezelschap. En is werken niet meer leuk. Kortom: luisteren is spannend, want het resultaat is onvoorspelbaar. Maar luisteren is ook heel hard nodig om samenwerken gezond te houden.

Johan luistert als zelflegitimering. Het is nog maar de vraag of hij Willem wel goed begrijpt. Willem, die stoïcijns in zijn dug out aan zijn sigaretje placht te trekken, meewarig de druk langs de zijlijn gebarende collega-coaches observerend. Willem, die altijd meer lijkt te denken dan hij aan zijn omgeving prijsgeeft. Een man van weinig woorden. Niet zoals Johan. Ik denk dat Willem liever luistert.

Artwin Nuhn

In het moment

Wat een prachtig vooruitzicht… deze week start ik gesprekken met begeleiders. Geen managers, stafmedewerkers of projectleiders maar begeleiders; mensen dus die bij ’s Heeren Loo dagelijks optrekken met cliënten en hun familie. Hun leefwereld is vaak een andere dan de systeemwereld van management en staf. Die leefwereld probeer ik in kaart te brengen. Een leefwereld, uitgetekend in 100 persoonlijke verhalen, om na te gaan hoe begeleiders hun werk ervaren, en waar zij behoefte aan hebben als het om samenwerken gaat. Niet langs de georganiseerde lijn van voorgestructureerde vragenlijsten en scoretabellen, maar door te luisteren.

En dat is geen appeltje eitje. Ook niet na 30 jaar communicatie-ervaring. Want echt luisteren is je losmaken van jezelf en vrijmaken voor de ander. Er helemaal zijn. Je dienstbaar maken aan het verhaal van de ander. Een bubbel scheppen in de tijd. Er zijn in het moment. Zijn in het moment maakt je los van wat was en wat komt. Verleden en toekomende tijd tellen niet, alleen de woorden van degene tegenover je. Een monniksoefening is het, die toewijding en concentratie vergt.

Dat is moeilijk. Want tegenwoordig is veel werk hoofdarbeid. Die trekt je weg uit het tastbare om je heen en sluit je op in je denken. Dat is niet echt luisterbevorderend. Bovendien dwalen je gedachten in een gesprek na een tijdje makkelijk af… naar wat je hebt gedaan die ochtend, naar de examens van je dochter, naar wat je die dag nog te doen staat, naar de verhuizing die op stapel staat, je volle blaas, een pukkeltje aan de binnenkant van je lip, iemand die in de kamer naast je hard op het toetsenbord slaat... en weg is het moment.

Terwijl het moment, dat moment er alles toe doet. Zelfs allesbepalend is, meent Jan de Dreu van Pulsar. Mensen leven immers van gebeurtenis naar gebeurtenis. En iedere gebeurtenis is gevangen in een moment. Het zijn dan ook met name momenten die je je herinnert. En het zijn geen ontwikkelingen of perioden maar momenten die bepalen wat je leert en van wie, welke keuzes je maakt, en waar je waarde aan hecht. Het zijn ideeën die ontstaan in het moment, die vaak van grotere waarde blijken dan de vrucht van een doorwrochte analyse. En momenten van betekenis zijn meestal momenten die worden gedeeld door twee mensen.

Ik praat graag, maar ik luister liever. Dus kijk ik met plezier en verwachting uit naar al die gesprekken, naar al die ontmoetingen met collega’s die in hun leefwereld gezien en gehoord mogen worden. Ik hoop dat het momenten zullen zijn die ertoe doen.

Artwin Nuhn

Veranderen of ontwikkelen?

Afgelopen weekend had ik een gesprek met een lerares van de basisschool. Volgend jaar, vertelde ze mij, zal herinneringswaardig voor haar zijn: dan wordt ze 60 en staat ze ook 40 jaar voor de klas. Natuurlijk is er veel veranderd sinds 1977, toen ze begon op een kneuterig dorpschooltje in Vorden. Maar de kinderen, zo bekende ze, zijn dat in wezen niet. Haar intenties evenmin. Nog steeds interesseert kennis overdragen haar nog het minste. “Wat ik vooral wil, is bijdragen aan de groei van kinderen. Want dat is het mooiste: meemaken hoe hun persoonlijkheid vorm krijgt en steeds meer tot bloei komt. Ik verander hen niet. Verre van. Zij ontwikkelen zichzelf, aan de hand van alles dat hen wordt aangereikt. Daar ben ik maar een schakeltje in. ”

Die woorden, dacht ik later thuis, zijn ontzettend waar. En ze zijn van meer betekenis dan zo op het eerste gezicht lijkt. Vaak ben ik beroepshalve betrokken bij processen in organisaties. Die processen worden vaak verandertrajecten genoemd. En bij verandertrajecten horen veranderplannen, hoort een veranderaanpak, verandercommunicatie, en veranderspecialisten. Dat woord veranderen stuit me al jaren tegen de borst. De lerares van de basisschool herinnerde mij eraan waarom.

Organisaties bestaan niet. Het zijn verzamelingen van mensen die een doel met elkaar delen en daar afspraken met elkaar over hebben gemaakt. Organisaties zijn altijd in beweging. Want mensen zijn altijd in beweging. Soms door toedoen van lieden die beweging welbewust proberen te richten en te regisseren, vaker gewoon omdat niets ooit stilstaat. Die beweging is geen verandering. Verandering draagt de associatie in zich met een breuk in een geschiedenis. Verandering is afwijzing. Zoals het was, was het niet goed. Dat het zijn mensen. Dus waren mensen niet goed. Maar mensen zijn niet goed of fout. Zo’n kwalificatie is contextgebonden. Medewerkers doen wat hen goed lijkt. Hun intentie is positief. Ze richten zich op de afspraken die in hun organisatie over samen werken zijn gemaakt. Die afspraken zijn anno 2017 anders dan pakweg 30 jaar geleden. Maar ze zijn niet veranderd. Ze zijn meegegroeid met wat mensen ervan verwachtten, zelfs al worden ze van het ene op het andere moment herzien. Die voortdurende beweging heet ontwikkeling. Ontwikkeling is geen afwijzing maar een vanzelfsprekend en natuurlijk proces dat zich iedere dag, iedere minuut voltrekt in alles wat leeft. Want niets dat leeft, staat wezenlijk stil. Ontwikkeling doet recht aan wat was en zijn waarde had in een tijd die voorbij is. Ontwikkeling impliceert dat wat was herkenbaar wordt in wat is. Zo krijgt geschiedenis betekenis.

Veranderen of ontwikkelen… het is geen fijnproeverij voor taalpuristen. Want woorden doen ertoe. Laatst zei een directeur ten overstaan van een zaal vol medewerkers: “Ik zal het zo simpel mogelijk uitleggen”. Het kwam die middag niet meer goed. Juf Ina herinnerde me aan de waarde van het woord. Ze zei: “Ik ben in al die 40 jaar niet echt veranderd, Artwin. Maar ik heb wel een enorme ontwikkeling doorgemaakt.” Ik hoop dat ze een mooi jubileumfeest heeft.

Aandacht

Of er over tien jaar nog STER-spotjes zijn, valt te betwijfelen. Nu zijn ze er nog wel. Gelukkig. Want wie goed kijkt en luistert, ziet daarin de spiegel van onze samenleving. Mannen zijn nooit volwassen geworden kinderen, genieten doe je met een grote G (met de grote G van gebod, want soms lijkt het wel of je niks anders meer mag), en aandacht en gemeenschapszin zijn helemaal in. Dat laatste is fijn. Want luisteren en beluisterd worden zijn belangrijk, net als zorgen voor elkaar. Maar wat ‘in’ is, wordt al snel commercieel uitgenut. En dat is toch vooral wat ik in die STER-blokken zie. NUON luistert, COOP doet het samen, en IKEA maakt met aandacht alles mooier. Plastic.

Toen ik gisteravond weer een paar van die commercials voorbij zag komen, moest ik denken aan Erik. Erik maakte deel uit van één van de teams die Annette Lubbers en ik de afgelopen maanden spraken. Samen met deze teams waren we op zoek naar het antwoord op de kernvraag: wat maakt nu eigenlijk dat je lekker werkt? Om snel te kunnen verdiepen, stelden we deelnemers aan het begin van zo’n sessie enkele persoonlijke vragen. Dat leidde vaak tot prachtige gesprekken. En soms ook tot bijzondere bekentenissen, zoals die van Erik die zei: “Ik weet niet of ik nog wel doorga”.

“In ons team bedoel je?” Ontstelde collega’s.

Erik knikte. Want hij mistte het gevoel van samen, vertelde hij. Al jaren eigenlijk. Steeds vaker bekroop hem het gevoel dat het hem in zijn werk aan tijd en ruimte ontbreekt om daadwerkelijk in contact te zijn met collega’s en cliënten. En dat zat hem danig dwars, want hier had hij tientallen jaren geleden niet voor gekozen.

Mijn gedachten gingen terug naar de commercial van IKEA over aandacht. Eriks gemis aan verbinding, dacht ik, lijkt niet synchroon te lopen met de koers die onze samenleving vaart. Zie de commercials. En zie ook het regeerakkoord dat deze week het daglicht zag, en dat vol staat met bewegingen die terug lijken te grijpen op vroeger. Vroeger, toen de samenleving nog klein en veilig voelde en waarin mensen elkaar nog kenden en naar elkaar om zagen. Dat ligt niet aan het CDA en de CU. Het is meer een afspiegeling van de geest van deze tijd. Groter is niet langer zalig. Klein is fijn. En persoonlijk verdient de voorkeur boven anoniem. De zorg loopt lijkt in die ontwikkeling een beetje achter te lopen. Dat voelt Erik. En hij kan niet meer wachten op het moment dat het tij definitief is gekeerd.

Eriks geluid staat niet op zichzelf. Zijn behoefte, zou je kunnen zeggen, is die van alle mensen en van alle tijden. De behoefte om gezien te worden, om in contact te zijn, om met mensen op te trekken, om samen te werken. Veel instellingen hebben zich de afgelopen decennia toegelegd op professionalisering van de bedrijfsvoering. Straf sturen dus op geld en resultaatgericht organiseren. Dan gaan tijdelijke en instrumentele relaties al snel domineren. En dat wringt met de oergedachte van zorg.

Teresa Amabile van de Harvard Business School in Boston doet al 35 jaar onderzoek naar geluk op het werk en bevestigt na bestudering van 12duizend dagboeken van werknemers wat Erik voelt. “Veel leidinggevenden weten niet meer wat echt belangrijk is voor medewerkers op de werkvloer (…). Persoonlijke steun is voor hen van fundamenteel belang. Aanmoediging, aansluiting, vriendschap, echt contact… die warme context is wezenlijk voor het creatieve vermogen van medewerkers om zelf oplossingen te kunnen bedenken. Hoe meer vreugde en liefde op de werkvloer, hoe groter de creativiteit, des te beter de resultaten.” Bovendien willen mensen ruimte om te kunnen werken. Small wins noemt Amabile die; kleine succesjes die je zelf boekt en die maken dat je graag verder werkt. Faciliteer die succesruimte als organisatie en je bereikt meer dan je voor mogelijk had gehouden, houdt zij managers voor.

Investeren in professionele beweegruimte en samenwerking is dus niet alleen goed voor Erik maar voor zijn hele organisatie. Erik zelf maakt dat niet meer mee. Hij is in gesprek over vervroegde uittreding. “Ik hoop dat het lukt. Dan ga ik me helemaal wijden aan fotografie”, vertrouwde hij me met de deurknop in de hand toe. “Want daar ligt al jaren mijn passie.”

Dat klonk alles behalve plastic.

Artwin Nuhn

De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn

Ertoe doen

Mijn moeder wordt rap ouder en steeds minder mobiel. Nu woont ze nog in een groot jaren ’30 huis. Maar hoe lang kan dat nog? Wij wonen in dezelfde straat. En onze overbuurvrouw heeft een hoekhuis met een enorme garage ernaast. Toen zij aankondigde te gaan verhuizen, dachten wij: is dit het moment voor een kangeroe-construct? Mijn moeder leek dat wel wat. Mijn broer had geen bezwaar. Maar onze jongste, als enige nog thuis, zei een paar dagen later verontwaardigd: “Waarom hebben jullie mij niets gevraagd? Ik wil helemaal niet verhuizen!” En ik dacht: verdorie, ze heeft gelijk. Ook zij heeft deel in dit verhaal.

Die verhuizing gaat denk ik niet door. Maar dat doet er niet toe. Wat ik wil zeggen: iedereen wil gezien en gehoord worden. Hoe klein of groot ook. Want iedereen heeft een stem. Dat houden wij tegenwoordig ook mensen met een verstandelijke beperking voor: Jij doet ertoe. Het is jouw leven. Jij beslist over de dingen waarover jij kunt beslissen. Daar zijn prachtige programma’s en methodieken voor, zoals Samen in Regie en Op eigen Benen. Dat is wel wennen: voor de cliënten zelf (oh jee, wat een ruimte… Maar ik weet niet zo goed wat ik wil!), voor hun ouders (Gaat dat wel goed? Kunnen ze dat wel aan?) en ook voor begeleiders. Want die zijn al 125 jaar lang gewend om te beslissen voor cliënten: hoe laat ze moeten opstaan, wat ze op hun brood krijgen, wat ze drinken… Dat moet nu anders. En dat valt niet altijd mee.

Kinderen hebben veel te vertellen tegenwoordig. Sommigen noemen deze generatie die van prinsen en prinsesjes. Consumenten staan op hun strepen. Mensen met een verstandelijke beperking plaatsen we op de bok van hun eigen levenskoets. Eigen regie (h)eerst!

Hoe wonderlijk is het dan vast te moeten stellen dat veel begeleiders van cliënten naar eenzelfde zeggenschap snakken, omdat ze die op veel plaatsen nog missen. Ik spreek er deze weken tientallen. Dat zijn prachtige gesprekken. Gesprekken over het thema Samen. Van alles komt over tafel, op geleide van hun eigen wens. Maar als ik alles wat zij aan de orde stellen afpel tot de essentie, komt deze kern tevoorschijn: “Ik wil gezien worden en gehoord en dat mis ik erg”.

Dat snap ik. Gezien en gehoord worden past bij de geest van deze tijd. Maar er gaat meer achter schuil. Begeleiders hebben een beroep. Daar hebben ze voor geleerd. Ze kunnen dingen die andere niet kunnen. Wat ze geleerd hebben, vormt hun gereedschap. Hun werk is geen wiskunde; geen sommetje dat slechts op één manier kan worden opgelost, geen waterdichte formule die onder aan de streep klopt als een bus. Want ze werken met mensen; mensen die kwetsbaar zijn, uiterst gevoelig voor stemmingen en sferen, mensen die veelal anders communiceren, en vaak onvoorspelbaar zijn in hun gedrag. Hen begeleiden vereist creativiteit en improvisatievermogen. En dus hebben begeleiders ruimte nodig. Maar ook vertrouwen van hun managers dat zij in staat zijn om hun werk met hun gereedschap goed te doen. Dat zij zelf mogen beslissen in het moment en daar later verantwoording over afleggen. Want dat is ertoe doen als begeleider. En ertoe doen wil iedere professional.

Eén van mijn gespreksgenoten zei: “Het maakt niet uit wat ik zeg in het teamoverleg, er wordt toch nooit wat mee gedaan. Maar ik ben nog geen 65”. Ik lag daar vannacht over te denken. Hij had nog hoop, denk ik. En dat vind ik bewonderenswaardig. Hoe krachtig moet zijn wens zijn om ertoe te doen. En hoe triest moet het zijn om altijd te moeten vaststellen dat jij met jouw deskundigheid geen gewicht in de schaal legt. Ik hoop dat wat ik met al die gesprekken heb opgehaald er voor hem toe gaat doen…

Artwin Nuhn

Krols

Geheel in tegenstelling tot wat politici momenteel doen, is het in deze verkiezingstijd handig om niet te praten maar te luisteren. En te kijken. Neem nu Henk Krol als willekeurig voorbeeld. Hij was afgelopen week uitgebreid op televisie. Onvermijdelijk, zo in de aanloop naar woensdag. Wat een wonderlijke man toch. Hij praat en praat, spreekt zichzelf voortdurend tegen, toont zich dan geamuseerd verongelijkt (dat kan!), en zegt vervolgens theatraal dat anderen niet goed naar hem luisteren. Die doet ‘t natuurlijk altijd goed. Want niemand wil graag het verwijt krijgen dat hij niet kan luisteren. Je staat zomaar bijgeschreven als een narcist. Eigenlijk denk ik dat Henk diep in zijn hart ongelukkig is en heel anders wil. Maar zijn vermeende roeping staat hem in de weg.

Hij staat niet alleen in zijn gedrag. Heel politiek Nederland praat op het moment liever dan te luisteren. Alleen in Gronings aardbevingsgebied is de luisterkoorts uitgebroken, maar dat is tijdelijk. Het zal voor een deel door de opwinding komen, dat elk gesprek in deze tijd een discussie wordt, en elke discussie ontaardt in een vervreemdende aaneenschakeling van meningen en feiten die zo op het oor weinig met elkaar samenhangen. Slordig aan elkaar geplakte spreektijd. Een Krolse operette. En hoe verbazingwekkend is het dan, dat het tanende vertrouwen in de politiek onder burgers vooral wordt bestreden met nog meer zenden. Het lijkt een code: in ontmoetingen met politieke tegenstanders niet samen een zinvolle discussie opbouwen die ergens naartoe gaat, maar stug je eigen politieke playlist afdraaien. Verkiezingsdebatten zeggen niets meer. En tot overmaat van ramp doen sommige presentatoren er nog een scherp schepje bovenop. Geldingsdrang die de kiezers niet helpt. Kiezers die notabene de politiek juist verwijten al jaren niet meer te luisteren en lijsttrekkers massaal wegzetten als leugenaars en zakkenvullers.

Hoe mooi zou t zijn wanneer politici dat wel zouden doen: luisteren. Wanneer zij zich zouden voeden met verhalen van burgers. En die zouden verinnerlijken en meenemen in hun plannenmakerij, zonder die verhalen meteen te verplakken tot anekdotes en diezelfde dag nog te misbruiken als karikaturale ondersteuning van hun eigen gelijk. Dat zou wat zijn. En waarom niet. Want luisterende politici zullen welbeschouwd geloofwaardiger vertegenwoordigers van hun eigen achterban zijn dan zij die liever praten. De stemming onder kiezers tendeert in die richting. Zoals vandaag nog bleek uit een reportage uit een Rotterdamse achterstandswijk waar slechts 10% naar de stembus trekt. Wonderlijk dus dat die luisterfunctie zo matig ontwikkeld is in Den Haag. En dat opgewonden gekakel hoger gewaardeerd wordt in eigen politieke kringen dan expliciet en toegewijd luisteren naar wie je op het pluche heeft gezet.

Ik ga even terug naar Henk Krol. Ik begrijp hem nu beter, denk ik. Onwennig als ie in dit politieke circus is, bootst hij na wat hij om zich heen ziet. Een Pavlov-beer die danst op de gloeiende plaat van de verkiezingsmuziek. Acterend in een fout toneelstuk, zichzelf helemaal kwijt. Henk is vast helemaal geen prater. Thuis luistert hij veel liever.

Artwin Nuhn

Liever luisteren

Vaak staat op maandagavond Johan Derksen bij mij aan. Ik luister graag naar hem. Ook naar andere mensen trouwens voor wie de wereld eigenlijk nooit onzekerheden kent; voor wie twijfel een teken van zwakte is, een trieste karakterfout die je uitsluit van het corps der grote geesten. Wat moet het in hun gezelschap mooi zijn… Het Nederlandse voetbal, zo betoogde Derksen, heeft slechts twee unieke grootheden voortgebracht: Johan Cruijff en Willem van Hanegem. En niet alleen vanwege hun magistrale inzicht, fluwelen techniek en gebrek aan twijfel. Nee, zij bedien(d)en zich ook altijd van uiterst zinnige teksten. “Ik heb dat met vrijwel niemand”, bekende hij. “Maar ik luister graag naar Willem. En ik ben het eigenlijk altijd met hem eens.”

Johan is een komiek. Maar dit was volstrekt gemeend. En eigenlijk onbedoeld veel vermakelijker dan hij zelf ooit met opzet zou kunnen zijn. Luisteren blijkt voor hem vooral een speurtocht naar teksten die de vertrouwde geur van zijn eigen nest ademen. De lekkere lucht van houvast. Een zoektocht naar het eigen gelijk. En dat snap ik. Maar voor mij is luisteren dat op voorhand nooit. Echt luisteren is je eigen luxaflex optrekken, en je openen voor het onvermoede. Luisteren is ook alles dat jezelf bent parkeren. En de ander helpen om tot zijn verhaal te komen. Echt luisteren is toegewijd aandacht geven en gaat niet over jezelf. Juist niet over jezelf.

Ik voer deze weken erg veel gesprekken met begeleiders: collega’s die dagelijks werken met mensen met een verstandelijke beperking en hun ouders. Dat werk kan je niet alleen. Samen optrekken is pure noodzaak. Dat lukt alleen als je luistert. En daar ook bereid toe bent. Luisteren naar wat cliënten en hun ouders eigenlijk willen. Want woorden zeggen vaak niet wat iemand bedoelt. En luisteren naar wat collega’s in hun contact met jou nodig hebben. Dat gaat heel vaak goed. Luisteren is een krachtige verbinder. Maar net zo vaak gaat het mis. Om allerlei redenen. Maar het meeste omdat iemand het niet eens zijn met hoe een ander werkt of zich gedraagt en dat niet durft te zeggen, bang om het onderspit in de discussie te delven of - vaker nog – bang om de lieve vrede te verstoren en zo de relatie te verpesten. Dan sluipt haast ongemerkt onvrede in een team. Praten mensen niet meer met elkaar maar over elkaar. Voelen zij zich onveilig in elkaars gezelschap. En is werken niet meer leuk. Kortom: luisteren is spannend, want het resultaat is onvoorspelbaar. Maar luisteren is ook heel hard nodig om samenwerken gezond te houden.

Johan luistert als zelflegitimering. Het is nog maar de vraag of hij Willem wel goed begrijpt. Willem, die stoïcijns in zijn dug out aan zijn sigaretje placht te trekken, meewarig de druk langs de zijlijn gebarende collega-coaches observerend. Willem, die altijd meer lijkt te denken dan hij aan zijn omgeving prijsgeeft. Een man van weinig woorden. Niet zoals Johan. Ik denk dat Willem liever luistert.

Artwin Nuhn

In het moment

Wat een prachtig vooruitzicht… deze week start ik gesprekken met begeleiders. Geen managers, stafmedewerkers of projectleiders maar begeleiders; mensen dus die bij ’s Heeren Loo dagelijks optrekken met cliënten en hun familie. Hun leefwereld is vaak een andere dan de systeemwereld van management en staf. Die leefwereld probeer ik in kaart te brengen. Een leefwereld, uitgetekend in 100 persoonlijke verhalen, om na te gaan hoe begeleiders hun werk ervaren, en waar zij behoefte aan hebben als het om samenwerken gaat. Niet langs de georganiseerde lijn van voorgestructureerde vragenlijsten en scoretabellen, maar door te luisteren.

En dat is geen appeltje eitje. Ook niet na 30 jaar communicatie-ervaring. Want echt luisteren is je losmaken van jezelf en vrijmaken voor de ander. Er helemaal zijn. Je dienstbaar maken aan het verhaal van de ander. Een bubbel scheppen in de tijd. Er zijn in het moment. Zijn in het moment maakt je los van wat was en wat komt. Verleden en toekomende tijd tellen niet, alleen de woorden van degene tegenover je. Een monniksoefening is het, die toewijding en concentratie vergt.

Dat is moeilijk. Want tegenwoordig is veel werk hoofdarbeid. Die trekt je weg uit het tastbare om je heen en sluit je op in je denken. Dat is niet echt luisterbevorderend. Bovendien dwalen je gedachten in een gesprek na een tijdje makkelijk af… naar wat je hebt gedaan die ochtend, naar de examens van je dochter, naar wat je die dag nog te doen staat, naar de verhuizing die op stapel staat, je volle blaas, een pukkeltje aan de binnenkant van je lip, iemand die in de kamer naast je hard op het toetsenbord slaat... en weg is het moment.

Terwijl het moment, dat moment er alles toe doet. Zelfs allesbepalend is, meent Jan de Dreu van Pulsar. Mensen leven immers van gebeurtenis naar gebeurtenis. En iedere gebeurtenis is gevangen in een moment. Het zijn dan ook met name momenten die je je herinnert. En het zijn geen ontwikkelingen of perioden maar momenten die bepalen wat je leert en van wie, welke keuzes je maakt, en waar je waarde aan hecht. Het zijn ideeën die ontstaan in het moment, die vaak van grotere waarde blijken dan de vrucht van een doorwrochte analyse. En momenten van betekenis zijn meestal momenten die worden gedeeld door twee mensen.

Ik praat graag, maar ik luister liever. Dus kijk ik met plezier en verwachting uit naar al die gesprekken, naar al die ontmoetingen met collega’s die in hun leefwereld gezien en gehoord mogen worden. Ik hoop dat het momenten zullen zijn die ertoe doen.

Artwin Nuhn

Veranderen of ontwikkelen?

Afgelopen weekend had ik een gesprek met een lerares van de basisschool. Volgend jaar, vertelde ze mij, zal herinneringswaardig voor haar zijn: dan wordt ze 60 en staat ze ook 40 jaar voor de klas. Natuurlijk is er veel veranderd sinds 1977, toen ze begon op een kneuterig dorpschooltje in Vorden. Maar de kinderen, zo bekende ze, zijn dat in wezen niet. Haar intenties evenmin. Nog steeds interesseert kennis overdragen haar nog het minste. “Wat ik vooral wil, is bijdragen aan de groei van kinderen. Want dat is het mooiste: meemaken hoe hun persoonlijkheid vorm krijgt en steeds meer tot bloei komt. Ik verander hen niet. Verre van. Zij ontwikkelen zichzelf, aan de hand van alles dat hen wordt aangereikt. Daar ben ik maar een schakeltje in. ”

Die woorden, dacht ik later thuis, zijn ontzettend waar. En ze zijn van meer betekenis dan zo op het eerste gezicht lijkt. Vaak ben ik beroepshalve betrokken bij processen in organisaties. Die processen worden vaak verandertrajecten genoemd. En bij verandertrajecten horen veranderplannen, hoort een veranderaanpak, verandercommunicatie, en veranderspecialisten. Dat woord veranderen stuit me al jaren tegen de borst. De lerares van de basisschool herinnerde mij eraan waarom.

Organisaties bestaan niet. Het zijn verzamelingen van mensen die een doel met elkaar delen en daar afspraken met elkaar over hebben gemaakt. Organisaties zijn altijd in beweging. Want mensen zijn altijd in beweging. Soms door toedoen van lieden die beweging welbewust proberen te richten en te regisseren, vaker gewoon omdat niets ooit stilstaat. Die beweging is geen verandering. Verandering draagt de associatie in zich met een breuk in een geschiedenis. Verandering is afwijzing. Zoals het was, was het niet goed. Dat het zijn mensen. Dus waren mensen niet goed. Maar mensen zijn niet goed of fout. Zo’n kwalificatie is contextgebonden. Medewerkers doen wat hen goed lijkt. Hun intentie is positief. Ze richten zich op de afspraken die in hun organisatie over samen werken zijn gemaakt. Die afspraken zijn anno 2017 anders dan pakweg 30 jaar geleden. Maar ze zijn niet veranderd. Ze zijn meegegroeid met wat mensen ervan verwachtten, zelfs al worden ze van het ene op het andere moment herzien. Die voortdurende beweging heet ontwikkeling. Ontwikkeling is geen afwijzing maar een vanzelfsprekend en natuurlijk proces dat zich iedere dag, iedere minuut voltrekt in alles wat leeft. Want niets dat leeft, staat wezenlijk stil. Ontwikkeling doet recht aan wat was en zijn waarde had in een tijd die voorbij is. Ontwikkeling impliceert dat wat was herkenbaar wordt in wat is. Zo krijgt geschiedenis betekenis.

Veranderen of ontwikkelen… het is geen fijnproeverij voor taalpuristen. Want woorden doen ertoe. Laatst zei een directeur ten overstaan van een zaal vol medewerkers: “Ik zal het zo simpel mogelijk uitleggen”. Het kwam die middag niet meer goed. Juf Ina herinnerde me aan de waarde van het woord. Ze zei: “Ik ben in al die 40 jaar niet echt veranderd, Artwin. Maar ik heb wel een enorme ontwikkeling doorgemaakt.” Ik hoop dat ze een mooi jubileumfeest heeft.

Aandacht

Of er over tien jaar nog STER-spotjes zijn, valt te betwijfelen. Nu zijn ze er nog wel. Gelukkig. Want wie goed kijkt en luistert, ziet daarin de spiegel van onze samenleving. Mannen zijn nooit volwassen geworden kinderen, genieten doe je met een grote G (met de grote G van gebod, want soms lijkt het wel of je niks anders meer mag), en aandacht en gemeenschapszin zijn helemaal in. Dat laatste is fijn. Want luisteren en beluisterd worden zijn belangrijk, net als zorgen voor elkaar. Maar wat ‘in’ is, wordt al snel commercieel uitgenut. En dat is toch vooral wat ik in die STER-blokken zie. NUON luistert, COOP doet het samen, en IKEA maakt met aandacht alles mooier. Plastic.

Toen ik gisteravond weer een paar van die commercials voorbij zag komen, moest ik denken aan Erik. Erik maakte deel uit van één van de teams die Annette Lubbers en ik de afgelopen maanden spraken. Samen met deze teams waren we op zoek naar het antwoord op de kernvraag: wat maakt nu eigenlijk dat je lekker werkt? Om snel te kunnen verdiepen, stelden we deelnemers aan het begin van zo’n sessie enkele persoonlijke vragen. Dat leidde vaak tot prachtige gesprekken. En soms ook tot bijzondere bekentenissen, zoals die van Erik die zei: “Ik weet niet of ik nog wel doorga”.

“In ons team bedoel je?” Ontstelde collega’s.

Erik knikte. Want hij mistte het gevoel van samen, vertelde hij. Al jaren eigenlijk. Steeds vaker bekroop hem het gevoel dat het hem in zijn werk aan tijd en ruimte ontbreekt om daadwerkelijk in contact te zijn met collega’s en cliënten. En dat zat hem danig dwars, want hier had hij tientallen jaren geleden niet voor gekozen.

Mijn gedachten gingen terug naar de commercial van IKEA over aandacht. Eriks gemis aan verbinding, dacht ik, lijkt niet synchroon te lopen met de koers die onze samenleving vaart. Zie de commercials. En zie ook het regeerakkoord dat deze week het daglicht zag, en dat vol staat met bewegingen die terug lijken te grijpen op vroeger. Vroeger, toen de samenleving nog klein en veilig voelde en waarin mensen elkaar nog kenden en naar elkaar om zagen. Dat ligt niet aan het CDA en de CU. Het is meer een afspiegeling van de geest van deze tijd. Groter is niet langer zalig. Klein is fijn. En persoonlijk verdient de voorkeur boven anoniem. De zorg loopt lijkt in die ontwikkeling een beetje achter te lopen. Dat voelt Erik. En hij kan niet meer wachten op het moment dat het tij definitief is gekeerd.

Eriks geluid staat niet op zichzelf. Zijn behoefte, zou je kunnen zeggen, is die van alle mensen en van alle tijden. De behoefte om gezien te worden, om in contact te zijn, om met mensen op te trekken, om samen te werken. Veel instellingen hebben zich de afgelopen decennia toegelegd op professionalisering van de bedrijfsvoering. Straf sturen dus op geld en resultaatgericht organiseren. Dan gaan tijdelijke en instrumentele relaties al snel domineren. En dat wringt met de oergedachte van zorg.

Teresa Amabile van de Harvard Business School in Boston doet al 35 jaar onderzoek naar geluk op het werk en bevestigt na bestudering van 12duizend dagboeken van werknemers wat Erik voelt. “Veel leidinggevenden weten niet meer wat echt belangrijk is voor medewerkers op de werkvloer (…). Persoonlijke steun is voor hen van fundamenteel belang. Aanmoediging, aansluiting, vriendschap, echt contact… die warme context is wezenlijk voor het creatieve vermogen van medewerkers om zelf oplossingen te kunnen bedenken. Hoe meer vreugde en liefde op de werkvloer, hoe groter de creativiteit, des te beter de resultaten.” Bovendien willen mensen ruimte om te kunnen werken. Small wins noemt Amabile die; kleine succesjes die je zelf boekt en die maken dat je graag verder werkt. Faciliteer die succesruimte als organisatie en je bereikt meer dan je voor mogelijk had gehouden, houdt zij managers voor.

Investeren in professionele beweegruimte en samenwerking is dus niet alleen goed voor Erik maar voor zijn hele organisatie. Erik zelf maakt dat niet meer mee. Hij is in gesprek over vervroegde uittreding. “Ik hoop dat het lukt. Dan ga ik me helemaal wijden aan fotografie”, vertrouwde hij me met de deurknop in de hand toe. “Want daar ligt al jaren mijn passie.”

Dat klonk alles behalve plastic.

Artwin Nuhn

De waarde van overleg

Nog nooit was ik in Spanje geweest. Zonde, zeiden mensen tegen me. Maar ik heb een hekel aan de hitte daar. Daarom togen we deze zomer richting Baskenland, lekker aan zee en de bergen binnen handbereik. Het was er prachtig. Maar wat een drukte maken die Spanjaarden, zeg. En wat luidruchtig zijn ze in contact. Ik vond dat wennen, die nadrukkelijk beleden gemeenschapszin. Maar ik vond ze ook wel mooi. Bovendien, zei mijn partner, denken zij waarschijnlijk dat wij - onderkoelde Noorderlingen - aan een ernstige vorm van emotionele versterving lijden. Tsja…

Dat bracht mij tot deze gedachte: dat voor Spanjaarden en Italianen (die pak ik er voor ‘t gemak maar even bij) en Portugezen en Grieken wij in zekere zin veel belangrijker is dan ik. En dat voor ons ik veel belangrijker is dan wij. En dat ook contact een heel andere waarde heeft. Willem de Liefde schrijft in zijn boek Tribal leadership voor managers min of meer hetzelfde. Hij heeft het dan over de verschillen in waardering voor ik en wij in de Afrikaanse, Westerse en Oosterse culturen. Maar dat verschil is zelfs zichtbaar tussen landen die min of meer een gezamenlijke Europese geschiedenis delen.
Voor veel Nederlanders is dat ik heilig. Het is de verworvenheid van jarenlange emancipatie van het individu en ontplooiing van zelfbewustzijn. Dat zie je ook terug in de zorg. We leren kwetsbare mensen voor zichzelf op te komen en ondersteunen hen in het ontwikkelen van meer zelfregie. Misschien is het wel mede door die drang naar emancipatie, dat de afgelopen jaren onder druk van kostenbesparing op veel plaatsen ingrijpend is bezuinigd op overleg in de zorg. En dan vooral op de zorgvloer (want op directie- en stafniveau wordt onverminderd druk gepraat).

Op zich lijkt het me niet ongezond als we een beetje letten op oeverloos geklep; dat gaat immers gemakkelijk ten koste van cliëntcontact. En daar klagen cliënten tegenwoordig vaak en gemakkelijk over. Maar ik heb de stellige indruk dat we met die scherpe focus op kostenbesparing inmiddels het kind met het badwater hebben weggespoeld. Dat is erg. Want zonder volwassen collegiaal overleg vervalt samen heel snel tot ik. En dat leidt op zijn beurt gemakkelijk tot professionele vereenzaming van medewerkers, tot onduidelijkheid over hoe te handelen in allerlei kwesties, tot verdunde durf, tot gebrek aan zinvolle beschouwing en dus ook tot gebrek aan vakmatige verdieping. En uiteindelijk tot gebrek aan zingeving.

Dat laatste gaat ver, ik weet het. Maar ik geloof daar heilig in. En ik zie het onder mijn neus gebeuren. In ons West-Europese ik-denken lijken organisaties (wij) er vooral te zijn om individuele medewerkers (ik) te dienen. Zo verworden professionele gemeenschappen tot verzamelingen van ikken. Terwijl die ikken paradoxaal genoeg juist dat besef van wij heel erg nodig hebben, voor hun gevoel van inbedding en veiligheid, voor het ervaren van samenhang en perspectief, en voor hun gevoel van vervulling. Dat missen ze dan. Ze missen teamoverleg, om samen te ervaren. Teamoverleg ook om collega’s te leren kennen, zodat ze aan een netwerk van geestverwanten kunnen bouwen dat ze nodig hebben om op te steunen wanneer ze het even lastig hebben of met vragen zitten die in hun hoofd ronddraaien. En ze missen intervisie. Intervisie om hun vak te kunnen beschouwen. Intervisie om samen dilemma’s te kunnen uitdiepen. En intervisie ook om hun eigen professionele angsten en onzekerheden te transformeren in zelfbewustzijn en daadkracht.

Dus… door ruimte te maken voor zinvol overleg onttrek je geen uren aan cliëntcontact maar voorzie je in een professionele behoefte van mensen die graag goed werk leveren. Dat gaat niet ten koste van cliënten, die profiteren daar juist van. Zo maken ik en ik en ik plaats voor wij en samen. Dat is – zoals Josef Jaworski schrijft in zijn boek over synchroniciteit - in overeenstemming met het principe van Mach dat zegt dat “het geheel even noodzakelijk is voor het begrip van de delen als de delen voor het begrip van het geheel (…). Mensen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Dat ontkennen, zegt Jaworski, is ingaan tegen de natuur; de natuur die diep in mensen verankerd ligt. Je meer richten op wij dan op ik is in die zin geen ondergraven van ik maar juist een versterking ervan.

Die luidruchtig beleden gemeenschapszin van de Spanjaarden die we op vakantie tegen kwamen, is zo gek nog niet. Al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er wel degelijk erg veel oeverloos geklep tussenzit. Maar goed, dat vind ik.

Artwin Nuhn

Ertoe doen

Mijn moeder wordt rap ouder en steeds minder mobiel. Nu woont ze nog in een groot jaren ’30 huis. Maar hoe lang kan dat nog? Wij wonen in dezelfde straat. En onze overbuurvrouw heeft een hoekhuis met een enorme garage ernaast. Toen zij aankondigde te gaan verhuizen, dachten wij: is dit het moment voor een kangeroe-construct? Mijn moeder leek dat wel wat. Mijn broer had geen bezwaar. Maar onze jongste, als enige nog thuis, zei een paar dagen later verontwaardigd: “Waarom hebben jullie mij niets gevraagd? Ik wil helemaal niet verhuizen!” En ik dacht: verdorie, ze heeft gelijk. Ook zij heeft deel in dit verhaal.

Die verhuizing gaat denk ik niet door. Maar dat doet er niet toe. Wat ik wil zeggen: iedereen wil gezien en gehoord worden. Hoe klein of groot ook. Want iedereen heeft een stem. Dat houden wij tegenwoordig ook mensen met een verstandelijke beperking voor: Jij doet ertoe. Het is jouw leven. Jij beslist over de dingen waarover jij kunt beslissen. Daar zijn prachtige programma’s en methodieken voor, zoals Samen in Regie en Op eigen Benen. Dat is wel wennen: voor de cliënten zelf (oh jee, wat een ruimte… Maar ik weet niet zo goed wat ik wil!), voor hun ouders (Gaat dat wel goed? Kunnen ze dat wel aan?) en ook voor begeleiders. Want die zijn al 125 jaar lang gewend om te beslissen voor cliënten: hoe laat ze moeten opstaan, wat ze op hun brood krijgen, wat ze drinken… Dat moet nu anders. En dat valt niet altijd mee.

Kinderen hebben veel te vertellen tegenwoordig. Sommigen noemen deze generatie die van prinsen en prinsesjes. Consumenten staan op hun strepen. Mensen met een verstandelijke beperking plaatsen we op de bok van hun eigen levenskoets. Eigen regie (h)eerst!

Hoe wonderlijk is het dan vast te moeten stellen dat veel begeleiders van cliënten naar eenzelfde zeggenschap snakken, omdat ze die op veel plaatsen nog missen. Ik spreek er deze weken tientallen. Dat zijn prachtige gesprekken. Gesprekken over het thema Samen. Van alles komt over tafel, op geleide van hun eigen wens. Maar als ik alles wat zij aan de orde stellen afpel tot de essentie, komt deze kern tevoorschijn: “Ik wil gezien worden en gehoord en dat mis ik erg”.

Dat snap ik. Gezien en gehoord worden past bij de geest van deze tijd. Maar er gaat meer achter schuil. Begeleiders hebben een beroep. Daar hebben ze voor geleerd. Ze kunnen dingen die andere niet kunnen. Wat ze geleerd hebben, vormt hun gereedschap. Hun werk is geen wiskunde; geen sommetje dat slechts op één manier kan worden opgelost, geen waterdichte formule die onder aan de streep klopt als een bus. Want ze werken met mensen; mensen die kwetsbaar zijn, uiterst gevoelig voor stemmingen en sferen, mensen die veelal anders communiceren, en vaak onvoorspelbaar zijn in hun gedrag. Hen begeleiden vereist creativiteit en improvisatievermogen. En dus hebben begeleiders ruimte nodig. Maar ook vertrouwen van hun managers dat zij in staat zijn om hun werk met hun gereedschap goed te doen. Dat zij zelf mogen beslissen in het moment en daar later verantwoording over afleggen. Want dat is ertoe doen als begeleider. En ertoe doen wil iedere professional.

Eén van mijn gespreksgenoten zei: “Het maakt niet uit wat ik zeg in het teamoverleg, er wordt toch nooit wat mee gedaan. Maar ik ben nog geen 65”. Ik lag daar vannacht over te denken. Hij had nog hoop, denk ik. En dat vind ik bewonderenswaardig. Hoe krachtig moet zijn wens zijn om ertoe te doen. En hoe triest moet het zijn om altijd te moeten vaststellen dat jij met jouw deskundigheid geen gewicht in de schaal legt. Ik hoop dat wat ik met al die gesprekken heb opgehaald er voor hem toe gaat doen…

Artwin Nuhn

Krols

Geheel in tegenstelling tot wat politici momenteel doen, is het in deze verkiezingstijd handig om niet te praten maar te luisteren. En te kijken. Neem nu Henk Krol als willekeurig voorbeeld. Hij was afgelopen week uitgebreid op televisie. Onvermijdelijk, zo in de aanloop naar woensdag. Wat een wonderlijke man toch. Hij praat en praat, spreekt zichzelf voortdurend tegen, toont zich dan geamuseerd verongelijkt (dat kan!), en zegt vervolgens theatraal dat anderen niet goed naar hem luisteren. Die doet ‘t natuurlijk altijd goed. Want niemand wil graag het verwijt krijgen dat hij niet kan luisteren. Je staat zomaar bijgeschreven als een narcist. Eigenlijk denk ik dat Henk diep in zijn hart ongelukkig is en heel anders wil. Maar zijn vermeende roeping staat hem in de weg.

Hij staat niet alleen in zijn gedrag. Heel politiek Nederland praat op het moment liever dan te luisteren. Alleen in Gronings aardbevingsgebied is de luisterkoorts uitgebroken, maar dat is tijdelijk. Het zal voor een deel door de opwinding komen, dat elk gesprek in deze tijd een discussie wordt, en elke discussie ontaardt in een vervreemdende aaneenschakeling van meningen en feiten die zo op het oor weinig met elkaar samenhangen. Slordig aan elkaar geplakte spreektijd. Een Krolse operette. En hoe verbazingwekkend is het dan, dat het tanende vertrouwen in de politiek onder burgers vooral wordt bestreden met nog meer zenden. Het lijkt een code: in ontmoetingen met politieke tegenstanders niet samen een zinvolle discussie opbouwen die ergens naartoe gaat, maar stug je eigen politieke playlist afdraaien. Verkiezingsdebatten zeggen niets meer. En tot overmaat van ramp doen sommige presentatoren er nog een scherp schepje bovenop. Geldingsdrang die de kiezers niet helpt. Kiezers die notabene de politiek juist verwijten al jaren niet meer te luisteren en lijsttrekkers massaal wegzetten als leugenaars en zakkenvullers.

Hoe mooi zou t zijn wanneer politici dat wel zouden doen: luisteren. Wanneer zij zich zouden voeden met verhalen van burgers. En die zouden verinnerlijken en meenemen in hun plannenmakerij, zonder die verhalen meteen te verplakken tot anekdotes en diezelfde dag nog te misbruiken als karikaturale ondersteuning van hun eigen gelijk. Dat zou wat zijn. En waarom niet. Want luisterende politici zullen welbeschouwd geloofwaardiger vertegenwoordigers van hun eigen achterban zijn dan zij die liever praten. De stemming onder kiezers tendeert in die richting. Zoals vandaag nog bleek uit een reportage uit een Rotterdamse achterstandswijk waar slechts 10% naar de stembus trekt. Wonderlijk dus dat die luisterfunctie zo matig ontwikkeld is in Den Haag. En dat opgewonden gekakel hoger gewaardeerd wordt in eigen politieke kringen dan expliciet en toegewijd luisteren naar wie je op het pluche heeft gezet.

Ik ga even terug naar Henk Krol. Ik begrijp hem nu beter, denk ik. Onwennig als ie in dit politieke circus is, bootst hij na wat hij om zich heen ziet. Een Pavlov-beer die danst op de gloeiende plaat van de verkiezingsmuziek. Acterend in een fout toneelstuk, zichzelf helemaal kwijt. Henk is vast helemaal geen prater. Thuis luistert hij veel liever.

Artwin Nuhn

Liever luisteren

Vaak staat op maandagavond Johan Derksen bij mij aan. Ik luister graag naar hem. Ook naar andere mensen trouwens voor wie de wereld eigenlijk nooit onzekerheden kent; voor wie twijfel een teken van zwakte is, een trieste karakterfout die je uitsluit van het corps der grote geesten. Wat moet het in hun gezelschap mooi zijn… Het Nederlandse voetbal, zo betoogde Derksen, heeft slechts twee unieke grootheden voortgebracht: Johan Cruijff en Willem van Hanegem. En niet alleen vanwege hun magistrale inzicht, fluwelen techniek en gebrek aan twijfel. Nee, zij bedien(d)en zich ook altijd van uiterst zinnige teksten. “Ik heb dat met vrijwel niemand”, bekende hij. “Maar ik luister graag naar Willem. En ik ben het eigenlijk altijd met hem eens.”

Johan is een komiek. Maar dit was volstrekt gemeend. En eigenlijk onbedoeld veel vermakelijker dan hij zelf ooit met opzet zou kunnen zijn. Luisteren blijkt voor hem vooral een speurtocht naar teksten die de vertrouwde geur van zijn eigen nest ademen. De lekkere lucht van houvast. Een zoektocht naar het eigen gelijk. En dat snap ik. Maar voor mij is luisteren dat op voorhand nooit. Echt luisteren is je eigen luxaflex optrekken, en je openen voor het onvermoede. Luisteren is ook alles dat jezelf bent parkeren. En de ander helpen om tot zijn verhaal te komen. Echt luisteren is toegewijd aandacht geven en gaat niet over jezelf. Juist niet over jezelf.

Ik voer deze weken erg veel gesprekken met begeleiders: collega’s die dagelijks werken met mensen met een verstandelijke beperking en hun ouders. Dat werk kan je niet alleen. Samen optrekken is pure noodzaak. Dat lukt alleen als je luistert. En daar ook bereid toe bent. Luisteren naar wat cliënten en hun ouders eigenlijk willen. Want woorden zeggen vaak niet wat iemand bedoelt. En luisteren naar wat collega’s in hun contact met jou nodig hebben. Dat gaat heel vaak goed. Luisteren is een krachtige verbinder. Maar net zo vaak gaat het mis. Om allerlei redenen. Maar het meeste omdat iemand het niet eens zijn met hoe een ander werkt of zich gedraagt en dat niet durft te zeggen, bang om het onderspit in de discussie te delven of - vaker nog – bang om de lieve vrede te verstoren en zo de relatie te verpesten. Dan sluipt haast ongemerkt onvrede in een team. Praten mensen niet meer met elkaar maar over elkaar. Voelen zij zich onveilig in elkaars gezelschap. En is werken niet meer leuk. Kortom: luisteren is spannend, want het resultaat is onvoorspelbaar. Maar luisteren is ook heel hard nodig om samenwerken gezond te houden.

Johan luistert als zelflegitimering. Het is nog maar de vraag of hij Willem wel goed begrijpt. Willem, die stoïcijns in zijn dug out aan zijn sigaretje placht te trekken, meewarig de druk langs de zijlijn gebarende collega-coaches observerend. Willem, die altijd meer lijkt te denken dan hij aan zijn omgeving prijsgeeft. Een man van weinig woorden. Niet zoals Johan. Ik denk dat Willem liever luistert.

Artwin Nuhn

In het moment

Wat een prachtig vooruitzicht… deze week start ik gesprekken met begeleiders. Geen managers, stafmedewerkers of projectleiders maar begeleiders; mensen dus die bij ’s Heeren Loo dagelijks optrekken met cliënten en hun familie. Hun leefwereld is vaak een andere dan de systeemwereld van management en staf. Die leefwereld probeer ik in kaart te brengen. Een leefwereld, uitgetekend in 100 persoonlijke verhalen, om na te gaan hoe begeleiders hun werk ervaren, en waar zij behoefte aan hebben als het om samenwerken gaat. Niet langs de georganiseerde lijn van voorgestructureerde vragenlijsten en scoretabellen, maar door te luisteren.

En dat is geen appeltje eitje. Ook niet na 30 jaar communicatie-ervaring. Want echt luisteren is je losmaken van jezelf en vrijmaken voor de ander. Er helemaal zijn. Je dienstbaar maken aan het verhaal van de ander. Een bubbel scheppen in de tijd. Er zijn in het moment. Zijn in het moment maakt je los van wat was en wat komt. Verleden en toekomende tijd tellen niet, alleen de woorden van degene tegenover je. Een monniksoefening is het, die toewijding en concentratie vergt.

Dat is moeilijk. Want tegenwoordig is veel werk hoofdarbeid. Die trekt je weg uit het tastbare om je heen en sluit je op in je denken. Dat is niet echt luisterbevorderend. Bovendien dwalen je gedachten in een gesprek na een tijdje makkelijk af… naar wat je hebt gedaan die ochtend, naar de examens van je dochter, naar wat je die dag nog te doen staat, naar de verhuizing die op stapel staat, je volle blaas, een pukkeltje aan de binnenkant van je lip, iemand die in de kamer naast je hard op het toetsenbord slaat... en weg is het moment.

Terwijl het moment, dat moment er alles toe doet. Zelfs allesbepalend is, meent Jan de Dreu van Pulsar. Mensen leven immers van gebeurtenis naar gebeurtenis. En iedere gebeurtenis is gevangen in een moment. Het zijn dan ook met name momenten die je je herinnert. En het zijn geen ontwikkelingen of perioden maar momenten die bepalen wat je leert en van wie, welke keuzes je maakt, en waar je waarde aan hecht. Het zijn ideeën die ontstaan in het moment, die vaak van grotere waarde blijken dan de vrucht van een doorwrochte analyse. En momenten van betekenis zijn meestal momenten die worden gedeeld door twee mensen.

Ik praat graag, maar ik luister liever. Dus kijk ik met plezier en verwachting uit naar al die gesprekken, naar al die ontmoetingen met collega’s die in hun leefwereld gezien en gehoord mogen worden. Ik hoop dat het momenten zullen zijn die ertoe doen.

Artwin Nuhn